Context & UitdagingDe WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) stimuleert bedrijven om te investeren in technisch vernieuwende projecten door fiscale voordelen te bieden voor concreet speur- en ontwikkelwerk (S&O). De regeling dwingt bedrijven om vooraf hun technische roadmap en potentiële obstakels scherp te krijgen. Door alleen eigen ontwikkelwerk te subsidiëren, zorgt de WBSO voor groei van technische kennis en kunde binnen organisaties en versterkt het daarmee de innovatiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven.
Bij softwareontwikkeling is de afbakening van S&O altijd complex geweest. Anders dan bij fysieke productontwikkeling, waar R&D en productie vaak duidelijk gescheiden fasen zijn, lopen deze activiteiten bij softwareontwikkeling vaak door elkaar. Dezelfde developer die nieuwe technische concepten uitwerkt, implementeert deze ook direct in productiecode. Dit vereist daarom een aanvullende definitie: in het kort kan S&O binnen programmatuur worden samengevat als planmatig (dus vooraf te beschrijven) technisch ontwikkelwerk aan een eigen oplossing, waarbij de ontwikkelaar tegen tekortkomingen van bestaande technologische tools/technieken aanloopt en de eigen oplossing die hiervoor wordt geprogrammeerd technische risico's bevat. De nadruk ligt hierbij duidelijk op concrete technische vernieuwing - het concept (dienst of product) waaraan wordt ontwikkeld is van ondergeschikt belang. Een extra voorwaarde is dat er in een formele programmeertaal wordt gecodeerd, zoals Java, C#, Python, PHP of Ruby.
Deze afbakening is regelmatig onderwerp van discussie. In 2019 publiceerde RVO een onafhankelijk evaluatierapport met aanbevelingen voor verruiming van de WBSO-scope voor programmatuur. In een eerder
artikel betoogden we dat deze verruiming niet nodig was - de bestaande definitie bood voldoende ruimte en flexibiliteit om technische vernieuwing te stimuleren, terwijl versoepeling tot uitvoeringsproblemen zou leiden. Deze aanbevelingen hebben dan ook niet tot aanpassingen in de regeling geleid.
De opkomst van LLMs voegt een nieuwe dimensie toe aan deze discussie. Deze modellen veranderen niet alleen hóe we ontwikkelen, maar ook wát we ontwikkelen. Functionaliteiten die voorheen complex eigen ontwikkelwerk vereisten, kunnen nu worden gerealiseerd door het aanspreken van externe APIs. Tegelijkertijd ontstaan er nieuwe technische uitdagingen rond de integratie en optimale inzet van deze technologie. Dit dwingt ons om opnieuw te kijken naar waar de grenzen van S&O liggen.